Het is halverwege de jaren ‘90 als Lobke haar huis uit loopt met in haar handen een langwerpige, glooiend gevormde, zwarte kist. Ze legt het naast ons in het gras, klikt de twee grendels los en als een deur klapt de kist open.
Veilig omsloten door de fluwelen voering ligt, in de op maat gemaakte uitsparing, het glanzende hout als een walnoot in zijn dop. Lobke monteert de steun erop, pakt de viool bij de hals, zet ‘m aan haar eigen en begint te spelen.
Wat mijn oppas speelde weet ik niet meer, maar na die middag op het grasveldje wist ik het zeker: dit wilde ik ook. En zo begon ik, als vierjarige, met les.
‘Alle begin is moeilijk’, luidt een bekende stoplap. Vind ik meevallen. Het volhouden, dát is moeilijk. Aangezien ik zo vaak over beginnen met beleggen praat, moet het nu maar eens gaan over dat tweede.
Vochtige hitte
Stel, je wordt gedropt in het hart van de Congolese jungle, met alleen een flesje water en een zakmes. Om je heen een groene, dampende wereld vol onbekende geluiden: het gekras van papegaaien, het constante gedruppel van vocht dat op bladeren valt. Een brulaap in de verte slaakt een kreet.
De eerste maanden in deze jungle zijn dodelijk. Van de honderd mensen die op een plek als deze worden achtergelaten, overlijden er misschien zestig in de eerste weken. Ze drinken vervuild water en krijgen dysenterie. Ze eten giftige vruchten omdat ze die niet als zodanig herkennen. Ze bouwen belabberde schuilplaatsen en worden ziek van de regen en kou 's nachts. Een toemboevlieg slaagt erin eitjes te leggen onder hun huid, waar na verloop van tijd larven uit kruipen die een gat erin zullen boren. Een larve moet immers ook leven. En helaas, in de vochtige hitte gaan kleine wonden al gauw ontsteken.
Na een jaar zijn er nog 25 mensen over. Na twee jaar misschien tien. Maar degenen die het vijfde jaar nog overeind staan? Die kunnen aan de lucht ruiken of er regen komt. Die herkennen het verschil tussen het geritsel van een slang en een aapje. Hun handen zijn eeltig geworden, hun immuunsysteem is beter gewapend tegen de gevaren van het woud. Ze kennen het ritme van de jungle en weten welke vruchten wanneer rijp zijn.
Het Lindy-effect
Deze overlevers hebben niet gewoon geluk – ze hebben zich aangepast. Hun lichaam en geest zijn optimaal afgestemd op de omstandigheden. De kans dat het regenwoud hen nog fataal wordt, is klein. Ze houden het waarschijnlijk nog tientallen jaren vol.
Het heet het Lindy-effect: hoe langer iets al bestaat, hoe groter de kans dat het zal blijven bestaan. Het geldt voor overleven in de jungle, voor boeken, en ook voor beleggers. Degenen die de eerste vijf jaar overleven, houden het meestal wel vol. Degenen die in de eerste jaren stoppen, onderbreken - in het beste geval - voor even het rente op rente-effect. In het slechtste pakken ze het nooit weer op.
Leren beleggen gaat niet om maximale rendementen halen – maar om ervoor zorgen dat je het zo lang mogelijk volhoudt. En om iets decennialang vol te kunnen houden, moet je dus de eerste vijf jaar zien te overleven.
Beursapen
Dat gaat niet lukken door simpelweg te doen wat die ene neef die alles weet van opties en turbo’s en andere beursapen zeggen. Je kunt natuurlijk wel een beleggersrekening openen en wat geld storten zonder er al te veel bij stil te staan. Dat kan een tijdje goed gaan. Maar wat als het even tegenzit op de beurs? Of je hebt een maand geen salaris? De laatste houdt het vol, maar jij stopt binnen vijf jaar.
Om het veertig jaar vol te houden, zijn er twee voorwaarden:
Je hebt het geld dat je gaat beleggen niet op korte termijn nodig
Je kunt het emotioneel aan
In de eerste vijf jaar zul je in de jungle van het beleggen behoorlijk op de proef worden gesteld. Dat betekent: je moet weerbaar worden. Stootkussens inbouwen, gedisciplineerd blijven en doorgaan.
Daarom op de valreep van deze nieuwsbrief dan het echte nieuws:ik ben begonnen aan een boek over beleggen. Daarmee ga ik lezers zó’n goede start geven, dat ze de eerste vijf jaar in de jungle van beleggen glansrijk doorstaan. Tarzan is er niets bij. Nu nog even volhouden.